Immunocompromised patients

    • Herkenning van de immuun gecomprotiteerde patiëntVaak zijn er slechts aanwijzingen:
      • Ananmestisch:
        • Hematologische diagnoses
        • Splenectomie en recente antibiotica kuren
        • Beroep
        • HIV, promiscuiteit, drugs en polytransfusie
        • Alcohol gebruik
      • Lichamelijk onderzoek:
        • Aanwijzingen van chronische ziekte (Clubbing, ascites)
        • Splenomegalie
        • Aanwijzingen voor chronische corticosteroid gebruik
        • Zijn er implantaten (centrale lijnen, VP drains, catheters)
        • Laparotomie littekens (mn Chevron of Mercedes-Benz)
        • Tekenen van ondervoeding
      • Radiologisch aanvullend onderzoek:
        • XTh kan bij subtiele immunsuppressie TBC en bronchiectasie vertonen
        • Echo (tbv drainage)
        • CT (evt inclusief sinussen)
        • MRI (bij neurologie)
        • PET (focus identificatie)
        • Cave transport risico
      • Microbiologisch aanvullend onderzoek:
        • Bij voorkeur afname nog voor antibiotica binnen een uur worden gegeven
        • Gram kleuring naast de kweek is op kortere termijn bekend en insensitief specifiek
        • Initiële breed spectrum antibiotica kunnen ahv kweek vernauwd worden
        • Naast kwalitatieve uitslag is kwantitatief ook van belang
        • Bij patiënten met een orgaan transplantaat spelen virale infecties een rol, mn CMV (evt per PCR te kwantificeren)
        • Specifiek: PCP is een pneumonie door Pneumocystis. In 2001 werd P. Jirovecie onderscheiden van het humaan relevante P. Carinii (het ratten pathogeen). Het werd daarbij van protozoa tot fungus benoemd. Toch is CoTrimoxazol het werkende middel. Wegens profylaxe komt dit bij transplantatie en na chemotherapie veel minder voor dan bij AIDS
      • Serologisch aanvullend onderzoek:
        • Anti Galactomannan / cryptococcus IG’s (o.a. Aspergillus celwand) met 70% sensificiteit en goede specificiteit
        • PCR kwantificatie van CBV, EBV, HSV
        • Reverse transcriptase PCR voor RNA (HIV)
        • Urine antigeen Legionella Pneumoniae en PCP
      • Hematologisch aanvullend onderzoek
        • Leucopenie: Verbruik, beenmerg depressie, steroiden, azathioprine of AIDS
        • Neutropenie: bacterieel veel vatbaarder bij <1×10^6/L
        • Neutropathie: Bij MDS kan normale hoeveelheid functioneel tekort schieten
        • Neutrofilie: bacterieel of corticosteroid maar ook bloeding, maligne, intoxicatie..
        • Monocytose: >10^9/L bij Herstel van bacterie, bij viraal, protozo, fungus maar ook Tcel lymfoom
        • Eosinofielie: bij allergie en parasieten maar ook autoimmuun en maligne
      • Biochemisch aanvullend onderzoek (vooral research):
        • CRP stijgt pas later in het beloop van een infectie
        • Procalcitonine zou een vroege marker voor sepsis kunnen zijn, ook bij hematologische patienten (L)
        • Triggering receptor on myolocyts (TREM)
    • De immuun reactie
      • De fysieke barriere vormt 99% van de weerstand
      • Het aspecifieke immuun systeem 1%
          • Pattern recogniton receptors herkennen oa niet eigen celwand
          • Mannose binding lactin (MBL) deficientie maakt vatbaar voor Meningococ
      • Het specifieke slechts een 0.1%, daatbij bestrijden T cellen intracellulaire en fungale pathogenen en de B-cel de gekapselden
    • De neutropene patient
        • Is vaak ontstaan door chemotherapie of conditionering voor stamcel transplantatie SCT
        • 80% van neutropenen met koorts is geïnfecteerd, vaak zijn er geen localiserende symptomen en bij maar 50% wordt een pathogeen geïdentificeerd
          • In de 70´s waren de pathogenen vaak Gram negatieven
          • Nu vaak resistente Gram positieven (S. Aureus, Enterococ)
          • Nu soms resistentere Gram negatieven (P. Aeroginosa, Acinetobacter, Enterobacter) en Fungi
        • Devies is kweken, breed behandelen en in geval van behoud van centrale veneuze lijnen een antibiotische `lock`
        • Antibiotica keuze hangt onder andere af van locale bacteriele epidemiologie en resistentie patronen
        • Ondanks gebrek aan evidence is het erg verleidelijk Vancomycine of Linezolid toe te voegen om rekening te houden met Gram positieve resistentie. Argumenten kunnen zijn:
          • MRSA kolonisatie
          • Gram positieven in bloedkweek
          • Huid, subcutis, catheter of bot infecties
          • Nosocomiale infeties, ook in verpleeghuizen
          • Ciproxin of Trimetoprim profylaxe
          • Mucositis
          • SIRS..
        • Bij ondanks antibiotica langer dan 48 uur aanhoudende koorts en sepsis is reden om antifuncale middelen toe te voegen (zoals Voriconazol of in tweede instantie Anidulafungin) (? Waarom niet eerder?)
        • Respiratoire insufficientie kort na SCT: komt vaak voor en kan bij diffuse afwijkingen een acute lung injury zijn die met zuurstof suppletie en diuretica overkoombaar is, NIV kan soms intubatie overbodig maken
        • Respiratoire insufficiëntie lang (>100 dagen) na SCT gedraagt zich hetzelfde met diffuse afwijkingen op basis van Graft versus Host en Bronchiolitis obliterans (beide per exclusionem)
Print Friendly, PDF & Email